Listen:
From the verb win : (⇒ conjugate ) winning is: ⓘClick the infinitive to see all available inflections v pres p
WordReference English-Dutch Dictionary © 2025:
Voornaamste vertalingen
winning adj (person, team: victorious) winnend, zegevierend bn
Tom was glad to be on the winning side for once.
winning adj (person, team: leading a competition) winnend bn
leidend, aanvoerend bn
aan kop liggend bn
winning, winning goal adj (goal, etc.: bringing victory) winnend bn
doorslaggevend, beslissend bn
Hij maakte het winnende doelpunt.
winning n (victory) winnen nw het, ont.
winst nw de
overwinning, zege nw de
It's not about the winning, it's taking part that counts.
winnings npl (prize money, amount won) prijzengeld nw het
winst nw de
The lottery winner said she would spend her winnings on a big house and a sports car.
WordReference English-Dutch Dictionary © 2025:
Overeenkomende vermeldingen van de andere kant van het woordenboek
Voornaamste vertalingen
charmant bn/bw (innemend) charming adj
engaging, winning adj
delightful adj
winst nw de (het winnen) winning n
victory, triumph n
Aanvullende vertalingen
winning nw de (het winnen, het delven) winning, extraction n
WordReference English-Dutch Dictionary © 2025:
Voornaamste vertalingen
win⇒ vtr (come first in, be victorious in) winnen overg.ww
Our team won the game 3-2.
win vi (come first, be victorious) winnen onoverg.ww
overwinnen onoverg.ww
Our team won.
win vtr (gain as a prize) winnen overg.ww
We won a camera as a prize in the raffle.
Aanvullende vertalingen
win n (victory) overwinning nw de
winst nw de
The win in the preliminary round allowed them to advance to the semi-finals.
win vtr (earn) verdienen overg.ww
He won a spot on the Olympic team.
win vtr (reach) overwinnen overg.ww
The climber won the summit of the mountain on Monday morning.
win vtr (achieve) verdienen overg.ww
Through your hard work you have won a place on the board of the company.
win vtr (gain the support of) winnen overg.ww
The candidate won many voters with his good ideas.
WordReference English-Dutch Dictionary © 2025:
Overeenkomende vermeldingen van de andere kant van het woordenboek
Voornaamste vertalingen
de overwinning behalen onoverg. uitdr. (overwinnaar zijn) win vi
be victorious vi + adj
overwinnen onoverg. ww (zegevieren) win vi
in de wacht slepen overg. uitdr. figuurlijk (v. prijs: winnen) carry off vtr phrasal insep
win vtr
(fig., informal ) bag, pocket vtr
winnen overg.ww (inzamelen, verkrijgen) win vtr
gain vtr
in de wacht slepen overg. uitdr. figuurlijk (v. overwinning: behalen) carry off vtr phrasal insep
win vtr
(fig., informal ) bag, pocket vtr
winnen overg.ww (zegevieren) win vtr
winnen overg.ww (winst maken) win, earn vtr
profit, benefit vi
Aanvullende vertalingen
overwinning nw de (zege, triomf) victory, win, triumph, conquest n
WordReference English-Dutch Dictionary © 2025:
Vaste combinatie van werkwoord en voorzetsel win | winning
win [sb] over vtr phrasal sep informal (persuade) overreden, overhalen overg.ww
WordReference English-Dutch Dictionary © 2025: